We zijn alweer een tijd bezig met de minor KLM. Wat gaat de tijd toch snel. In deze weken is er al een wereld voor me open gegaan. Niet alleen qua onderwijstools en andere technische snufjes, maar ook bepaalde theorieën hebben me tot andere inzichten gebracht. Zo ook de innovatie theorie van Rogers. Natuurlijk had ik wel eens van deze theorie gehoord, men praat en discussieert erover. Maar door deze theorie ben ik vooral kritisch naar mezelf gaan kijken, en naar de mensen om me heen.
Rogers zegt namelijk dat ieder persoon in te delen is in een bepaalde groep, en zo heeft hij 5 groepen waarin mensen kunnen worden onder verdeeld. Deze groepen staan voor de houding tegenover vernieuwing.
Dit zijn de groepen, en wat hij erover zegt:
1. Innovatoren (innovators) (2,5%)
Deze groep mensen zijn de mensen die een product het eerste willen hebben. Zij zijn op zoek naar het nieuwste van het nieuwste.
2. Pioniers (early adopters) (13,5%)
Net na de innovators bestaat de groep van de early adopters uit mensen die ook uit zijn op nieuwe dingen, producten of diensten. Deze fase wordt gekenmerkt door een sterke groep in de verkoop.
3. Voorlopers (early majority) (34%)
Dit is de eerste grote groep mensen die een product gaat kopen. Het product wordt door de massa opgenomen en bereikt zijn volwassenheidsfase.
4. Achterlopers (late majority) (34%)
Het product is volwassen, het overgrote deel van de markt is bekend met het product en koopt het. De verkopen zullen langzaam afnemen in deze fase.
5. Achterblijvers (laggards) (16%)
De laatste fase van het product. Het product gaat eigenlijk de markt uit, maar een laatste groep mensen koopt het product vanwege (bijvoorbeeld) een goede aanbieding. De verkopen zullen afnemen in deze fase.
Hierbij hoort de volgende grafiek van Rogers:
Rogers zegt namelijk dat ieder persoon in te delen is in een bepaalde groep, en zo heeft hij 5 groepen waarin mensen kunnen worden onder verdeeld. Deze groepen staan voor de houding tegenover vernieuwing.
Dit zijn de groepen, en wat hij erover zegt:
1. Innovatoren (innovators) (2,5%)
Deze groep mensen zijn de mensen die een product het eerste willen hebben. Zij zijn op zoek naar het nieuwste van het nieuwste.
2. Pioniers (early adopters) (13,5%)
Net na de innovators bestaat de groep van de early adopters uit mensen die ook uit zijn op nieuwe dingen, producten of diensten. Deze fase wordt gekenmerkt door een sterke groep in de verkoop.
3. Voorlopers (early majority) (34%)
Dit is de eerste grote groep mensen die een product gaat kopen. Het product wordt door de massa opgenomen en bereikt zijn volwassenheidsfase.
4. Achterlopers (late majority) (34%)
Het product is volwassen, het overgrote deel van de markt is bekend met het product en koopt het. De verkopen zullen langzaam afnemen in deze fase.
5. Achterblijvers (laggards) (16%)
De laatste fase van het product. Het product gaat eigenlijk de markt uit, maar een laatste groep mensen koopt het product vanwege (bijvoorbeeld) een goede aanbieding. De verkopen zullen afnemen in deze fase.
Hierbij hoort de volgende grafiek van Rogers:
Zoals je kunt zien, zitten de meeste mensen in de 'early majority' en de 'late majority'. Men kijkt de kat uit de boom, ziet wat er gebeurd en wat de succeservaringen zijn bij een bepaald product. Pas daarna beslist men om ook over te stappen naar een bepaald product. Ik ben is naar onderwijs gaan kijken via deze grafiek en jahoor, hier werkt het precies hetzelfde. Niet alleen bij het kopen van bijvoorbeeld een iphone zijn mensen afwachtend, ook met bijvoorbeeld het gebruik van het digibord of het gebruik van tools, tablets en smartphones in het onderwijs kijkt men de kat uit de boom.
Voordat ik met deze minor begon hoorde ik duidelijk bij het groepje van de 'late majority'. Ik had zelf wel een iphone, maar die heb ik ook pas aangeschaft wanneer iedereen er eigenlijk al één had. Als ik naar mezelf kijk in het onderwijs, hoorde ik voor deze minor ook duidelijk bij de 'late majority'. Ik gebruikte het digibord wel in de klas, maar ook alleen maar de programma's die bij mij bekend waren. Ook als bijvoorbeeld een kind in de klas zat met telefoon, of de klas in kwam lopen was het eerste wat ik zei: 'Wat zijn de regels over het gebruik van telefoon op school? Juistja, dus geef hem maar aan mij, dan krijg je hem om half vier weer terug.'
Wanneer er nu een kind met telefoon de klas in komt gelopen, zou ik vragen: 'Wat ben je eigenlijk aan het doen met je telefoon? Wat kun je er allemaal mee, en wat doe je ermee buiten schooltijd?'
Weer even terug naar waar ik mezelf inschaalde voor de minor: duidelijk de 'late majority'. Ik durf nu te zeggen dat ik programma's uitprobeer en gebruik in mijn lessen, die ik voorheen niet gebruikte. Ik zet veel van mijn lessen in prowise, met veel interactie. Leerkrachten zien dit en vragen ernaar bij mij. Mijn mentor ziet veel goede dingen terug.
Héé! Volgens mij is er iets gebeurd. Ik ben opgeschoven en kan mezelf voortaan inschalen bij de 'early adopters', yes! Als mij dit binnen 5 weken lukt, dan kan iedereen dit toch?
Dit brengt mij weer terug bij het innoveren, en de theorie van Rogers. Hij zegt namelijk ook, dat wanneer je een product of werkwijze een succes wil laten worden, je een aantal factoren nodig hebt. Namelijk:
Compatibility: Past het bij je?
Profitability: Heb je er een voordeel bij?
Complexity: Begrijp je het?
Observability: Kun je het ergens bekijken?
Triability: Kun je ermee experimenteren?
Nou, mij is het gelukt om mezelf in te schalen in een bepaalde groep. En het is mij ook gelukt om op te schuiven binnen deze groepen, zelfs binnen 6 weken.
Dus waar schaal jij jezelf in? En onthoud daarbij: innoveren kun je leren!
Bronnen:
Powerpoint minor KLM, Rogers innovatietheorie.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Innovatietheorie_van_Rogers
Voordat ik met deze minor begon hoorde ik duidelijk bij het groepje van de 'late majority'. Ik had zelf wel een iphone, maar die heb ik ook pas aangeschaft wanneer iedereen er eigenlijk al één had. Als ik naar mezelf kijk in het onderwijs, hoorde ik voor deze minor ook duidelijk bij de 'late majority'. Ik gebruikte het digibord wel in de klas, maar ook alleen maar de programma's die bij mij bekend waren. Ook als bijvoorbeeld een kind in de klas zat met telefoon, of de klas in kwam lopen was het eerste wat ik zei: 'Wat zijn de regels over het gebruik van telefoon op school? Juistja, dus geef hem maar aan mij, dan krijg je hem om half vier weer terug.'
Wanneer er nu een kind met telefoon de klas in komt gelopen, zou ik vragen: 'Wat ben je eigenlijk aan het doen met je telefoon? Wat kun je er allemaal mee, en wat doe je ermee buiten schooltijd?'
Weer even terug naar waar ik mezelf inschaalde voor de minor: duidelijk de 'late majority'. Ik durf nu te zeggen dat ik programma's uitprobeer en gebruik in mijn lessen, die ik voorheen niet gebruikte. Ik zet veel van mijn lessen in prowise, met veel interactie. Leerkrachten zien dit en vragen ernaar bij mij. Mijn mentor ziet veel goede dingen terug.
Héé! Volgens mij is er iets gebeurd. Ik ben opgeschoven en kan mezelf voortaan inschalen bij de 'early adopters', yes! Als mij dit binnen 5 weken lukt, dan kan iedereen dit toch?
Dit brengt mij weer terug bij het innoveren, en de theorie van Rogers. Hij zegt namelijk ook, dat wanneer je een product of werkwijze een succes wil laten worden, je een aantal factoren nodig hebt. Namelijk:
Compatibility: Past het bij je?
Profitability: Heb je er een voordeel bij?
Complexity: Begrijp je het?
Observability: Kun je het ergens bekijken?
Triability: Kun je ermee experimenteren?
Nou, mij is het gelukt om mezelf in te schalen in een bepaalde groep. En het is mij ook gelukt om op te schuiven binnen deze groepen, zelfs binnen 6 weken.
Dus waar schaal jij jezelf in? En onthoud daarbij: innoveren kun je leren!
Bronnen:
Powerpoint minor KLM, Rogers innovatietheorie.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Innovatietheorie_van_Rogers